VAN STEENSNIJDEN TOT GAMMAKNIFE
De geschiedenis van de chirurgie in Noord-Brabant, een historisch overzicht
We kunnen in onze provincie Noord-Brabant zo ongeveer de hele geschiedenis van de chirurgie reconstrueren. Met een Chirurgijnsgilde in Breda in 1599, een fenomeen van een chirurgijn als Arnoldus Fey in Oirschot rond 1660 en het dagboek van Jan Bolsius, chirurgijn in Den Bosch (1778) kunnen we vooral de onmogelijkheden van het vak laten zien. Pas echt iets wordt het in de 19e eeuw. Dan laat Constant Maassen uit Dongen zien dat een plattelandsheelmeester in 1886 al in staat was tot het succesvol uitvoeren van een keizersnede, en dokter Deelen in Tilburg die tegen 1900 het arsenaal aan chirurgische ingrepen uitbreidde dankzij narcose en antisepsis. En als in 1951 Sjel de Grood de eerste neurochirurg wordt in Tilburg begint het pas echt wat te worden. Hij is de grondlegger van de grootste en succesvolle neurochirurgische maatschap van Nederland in Brabant!
Inleiding
Het is waarachtig verrassend hoe ik er bij nader onderzoek achter kwam, hoe interessant de geschiedenis van de chirurgie in Noord-Brabant daadwerkelijk is te volgen! Ik neem u mee naar Breda in 1599, naar Oirschot in 1660, Den Bosch in 1778, Dongen in 1886 en dan weer in Tilburg rond 1900 en rond 1950, om u te laten zien hoe die chirurgie van een onmogelijk vak vol teleurstellingen, kon groeien tot aan de enerverende mogelijkheden die Sjel de Grood hier schiep om de neurochirurgie tot volle bloei te kunnen laten komen.
Eigenlijk waren de mogelijkheden van de geneeskunde of geneeskunst tot aan de Tweede Wereldoorlog zeer beperkt. In 1900 was de levensverwachting van onze overgrootouders slechts 40 jaar. Je moest gewoon ontzettend veel geluk hebben wilde je toen de vijftig halen. De geneeskunde werd vóór Thorbecke beoefend door twee soorten doktoren: de medicinae doctor, die een Latijnse vooropleiding had en had gestudeerd aan de universiteit, en door de chirurgijn, later de plattelands- of stadsheelmeester, die in het gildesysteem was opgeleid, later (in de 19e eeuw) aan de Klinische School. Hun werk bestond eeuwenlang uit piskijken en polsvoelen, met als therapie aderlaten, ingewikkelde pillen geven of pappen en nathouden met grote pleisters. Opereren was een uitzondering, alleen als het niet anders kon: bij trauma’s of flink in de weg zittende tumoren….
De echte chirurgie (cheirotechnía = handwerk in het Grieks) werd vóór 1800 overgelaten aan de echte specialisten in het vak: de oculist of staarsteker, de ledezetter of breukmeester, de steensnijder en de pokmeester Nou, dat waren eigenlijk allemaal echte beunhazen. Meestal niet adequaat opgeleid in de zorg, maar lefgozers die er een reizend bestaan op nahielden en optraden op markten en kermissen. En meestal weer weg waren als de patiënt er achter kwam dat hij niet echt was geholpen… behalve van-zijn-geld-af… dan natuurlijk.
Een steensnijder en een breukmeester in Breda
Voorbeelden
van zo’n steensnijder vond ik in het archief in Breda, waar ik ooit
uitgebreid onderzoek deed naar de medische geschiedenis van die stad.
Reeds in 1599 werd in Breda een Gilde der Chirurgijns opgericht. In de
zgn. Ambachtsbrief of reglement werd naast opleiding, enkele
intercollegiale afspraken en een klachtenregeling ook de positie van
deze specialisten geregeld:
·Pok-,
kanker-, fijt- en andere gezwelmeesters moesten een deugdelijk
certificaat tonen en blijk geven van hun kunde aan de dekens van het
gilde
·Steensnijders,
breukmeesters en staarstekers mochten alleen met toestemming van de
stedelijke overheid en onder het toeziend oog van het gilde hun
specialiteit verrichten
Slechts vier verzoeken om de steen te mogen
snijden vond ik in het stedelijk archief van eind 17e eeuw terug
(1678-1692). Een blaassteen was toen een veelvoorkomende kwaal, vooral
ook voorkomend bij kinderen, die wij nu nauwelijks kunnen plaatsen, maar
waarschijnlijk veel te maken had met heel andere voedingsgewoonten! En
het steensnijden was blijkbaar een hachelijke onderneming: van de drie
kinderen voor wie met naam en toenaam toestemming werd verkregen, van
die drie vond ik er twee terug in de begraafregisters van Breda van
1679, de één overleed na twee dagen, het andere kind 2 maanden na de
ingreep van Mr. Cornelis van Dijck, chirurgijn/ steensnijder en poorter
van Breda. Een jongetje Van Weerden van 10 jaar, overleefde de ingreep
wel in 1692. Een breukmeester vond ik ook eenmaal: Johan van den Putte,
operateur en breuksnijder kreeg in augustus 1683 toestemming van de stad
Breda om - “met theater” staat er - binnen Breda te mogen staan, mits hij het Gilde ook betaalde.
Arnoldus Fey, een wereldberoemde chirurgijn in Oirschot
Er was in de 17e eeuw een bijzonder man en specialist in Brabant, en wel in Oirschot waar "ontallijcke
patiënten bijnae van alle gewesten van geheel Europa derwaets toe
vloeyende om van hare accidenten genesen te worden door de cure vanden
seer experten ende wijtberoemden Mr Arnoldus Fey..” , zo schreef Jacob van Oudenhoven in zijn Beschrijving van de Meierij in 1670.
In
de periode 1660-1672 was Mr. Arnoldus Fey, chirurgijn te Oirschot, dus
een wereldberoemde operateur. Eigenlijk was Arnoldus Fey nog geeneens
chirurgijn, maar hij was een gewone kleermakersgast, die goed
korsetten en breukbanden kon aanmeten! Blijkbaar had hij goed leren
kijken en wist hij hoe lastig liesbreuken kunnen zijn voor een
kleermaker, en hoe belangrijk een okselkliertoilet was, want hij werd
bekend als een kundig operateur voor het cureren van borstkanker. Zijn
patiënten moeten veel pijn hebben doorstaan, want echte verdoving
bestond nog niet. Men moest volstaan met een flinke scheut alcohol, en
een snelle dokter treffen. Veel patiënten stierven toch; we kennen
voorbeelden bij hem van sterfgevallen op de 4e en 5e dag na de operatie. Maar hij had ook regelmatig succes. Hij was niet voor niets beroemd…
Hij stond ook bekend als operateur van een hazenlip; hazenmond zei men in de 17e
eeuw. En ook staarsteken en korsetten aanmeten bij wervelkolomproblemen
zoals scoliose, deed hij aan de lopende band. Voor die laatste kwalen
behandelde hij bijvoorbeeld de dochters van Johan de Witt, onze
raadpensionaris uit Den Haag. In 1672 vluchtte Arnoldus Fey vanwege de
politieke onrust naar Kranenburg bij Kleef waar hij in 1679 stierf, pas
46 jaar oud.
Jan Bolsius, chirurgijn aan het GZG in Den Bosch, eind 18e eeuwUit de 18e
eeuw kennen we uit Brabant ook een chirurgijn en zijn oeuvre: Jan
Bolsius, chirurgijn aan het GrootZiekenGasthuis in Den Bosch heeft ons
zijn dagboek uit de jaren 1778-1779 nagelaten, waarin hij een
vijftiental operaties beschrijft die hij in die jaren uitvoerde. Het
betrof 6 ongevallen met ernstig letsel zoals een dijbeenfractuur (2 x),
een gebroken ruggenwervel met dwarslaesie, een schouder uit de kom en 1
kind met een slagaderlijke bloeding uit de pols toen het kind in een
fles was gevallen. Verder opereerde hij twee kankerpatiënten, een met
kankergezwel aan de bovenlip en 1 met botkanker, 2 mannen met
anusfistels, 1 baby met anusatresie en 1 man met een beklemde liesbreuk.
Ik zal u enkele casussen presenteren.
Met een scheut alcohol werd de
patiënt doorgaans licht bedwelmd. Wat opvalt, is hoe chirurgijn Bolsius
moest vechten tegen grote bloedingen, met kundig afbinden met een
tourniquet en stevige, gelaagde drukverbanden. Dat was bijvoorbeeld aan
de orde bij de man met een lipcarcinoom; hij overleefde de ingreep!
Opmerkelijk zijn ook twee mannen met anusfistels, voorwaar geen
gemakkelijke kwalen. Bolsius wist de fistels met visdraad open te
snijden en open te leggen zodat ze konden verlittekenen, en klaar was
Jan…! Hij moest natuurlijk ook vaak de handdoek in de ring gooien: bij
een kind met een anusatresie die men pas na 12 dagen ontdekte, wist hij -
met een loden pijpje - wel een nieuwe anus te maken, maar de kringspier
bleef natuurlijk ontbreken, zodat het kind eigenlijk leegliep en met 10
weken, uitgemergeld en uitgedroogd overleed. Ook een jongen van 21 jaar
met een gescheurde pisbuis door een ongelukkige val op een schip,
probeerde hij met immobiliseren en door hem veelvuldig te katheteriseren
te helpen, maar er ontstond een infectie en de jongeman overleed 2
weken later. En een man bij wie een zware balk op de rug was gevallen
met een dwarslaesie als gevolg, verliep de gasthuisopname ook
dramatisch: de man was volledig incontinent geworden en stierf aan hoge
koortsen 9 weken na het ongeval.
Interessant aan dit dagboek uit 1778
is dat het ons een blik gunt op de gebrekkige chirurgie in een goed
geoutilleerd gasthuis zoals het GZG in Den Bosch. U ziet op deze twee
plaatjes hoe zo’n gasthuis er van buiten en van binnen ongeveer uitzag.
De chirurg kon daar een eenvoudige en logische wondbehandeling wel
uitvoeren, maar dieper dan 1 cm in het lichaam kon hij niets uitrichten,
op een enkele uitzondering na dan. Zonder narcose en zonder antisepsis
stond deze chirurg nog met zijn mond vol tanden, of - voor een chirurg
beter gezegd: met lege handen of zijn handen in zijn zakken!
De 19e eeuw: de eeuw van de hygiëne (zo stelden onze kunstbroeders in 1900 vast)De 19e
eeuw is de echte eeuw van vooruitgang op medisch gebied. Vooral dankzij
het natuurwetenschappelijk denken, dat vooral dankzij De Verlichting
kansen kreeg en kansen greep! Neem nu bijvoorbeeld de twee belangrijkste
voorwaarden voor succesvol opereren: de narcose en de antisepsis.
De
narcose werd voor het eerst aangewend door dokter Morton in 1846 in
Boston (VS). U kent het verhaal van de student met een open botbreuk,
die geen pijn voelde omdat hij tevoren lachgas had gesnoven …. Morton
wendde 3 weken later lachgas aan bij het uitruimen van een kaakabces. En
in 1849 hebben onze collega’s het er op de kringvergadering in Tilburg
al over!
En ondanks de voortreffelijke en schrandere bemerkingen van Ignaz Semmelweis in das Großes Algemeines Krankenhaus
in Wenen in 1849 (hier links afgebeeld, mét het wasteiltje met
chloorkalk-water!) en ondanks de ontdekkingen van Louis Pasteur, was het
uiteindelijk Thomas Lister die vanaf 1865 de antisepsis op de OK
introduceerde met carboldamp. We spreken in de medische geschiedenis dan
ook van een prelisteriaanse en een postlisteriaanse chirurgie!
Een
prachtig voorbeeld van een succesvolle operatie dankzij deze
verworvenheden van de 19e eeuw kennen wij uit onze eigen regio! Het is
een keizersnede die Constant Maassen, plattelandsheel-meester uit Dongen
(van 1860-1915) uitvoerde in 1886 bij een door rachitis mismaakte vrouw
van 32 jaar, die maar een lichaamslengte van 130 cm bereikte en een
veel te smal bekken had. Maassen beschreef deze casus uitgebreid in het
Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van januari 1887. Hij voerde de
keizersnede uit m.m.v. liefst 3 collega’s: twee uit Waalwijk (Van Gils
en Gribling) en Jaspers uit Kaatsheuvel. Centraal stond in deze
succesvolle casus de ontsmetting van de instrumenten met 4%
carboloplossing, resp. de handen van de operateurs en het
operatieterrein met ½ ‰ sublimaatsolutie, én met het gebruik van
chloroformnarcose. Moeder en dochter maakten het na een herstelperiode
van 3 weken uitstekend! Maassen weet het succes vooral aan de goede
conditie van de vrouw, die hij expres NIET langs de natuurlijke weg had
laten beginnen of met de forceps had afgemat, met de kans dat de
patiënte uitgeput zou raken; neen, hij had meteen na onderzoek bewust en
kordaat tot een keizersnede besloten!
En dan komt Deelen, één uit velen
Dankzij
deze ontwikkelingen konden onze collega’s steeds meer. En stuurde
dokter Theodorus van Erven Dorens, jarenlang voorzitter van onze kring,
in september 1887 een patiënt met een ovariumtumor nog naar de
Universiteitskliniek in Utrecht, vanaf de komst van Deelen eind 1887
gebeurde dat nauwelijks meer. Karel Deelen had gestudeerd in Amsterdam
(1886), was zich daarna nog een jaar gaan bekwamen in de chirurgie aan
de Sorbonne in Parijs,en promoveerde in Leiden in juni 1887. De eerste
keer in de notulen dat hij “opereert” in Tilburg is in 1888, wanneer hij
samen met collega Soer in Dongen een patiënt van Maassen met een
ingeklemde breuk opereert. Helaas overleed de patiënt op de 3e
dag aan een peritonitis. In 1889 verhaalde Deelen op de
kringvergadering over een tiental operaties in het eerste half jaar van
1889, welke weten we niet. In 1893 deed hij mededeling van een drietal
ingrepen die wel goed verliepen: een grote spierhechting bij een smid,
een voetamputatie en een liesbreukoperatie. Collega-huisarts Proot
opereerde ook soms; hij verhaalde in 1893 over een laparotomie wegens
een ovariumtumor die niet goed afliep: deze patiënte overleed, na 3
weken. Ook Deelen was in dat jaar weinig succesvol met een maagoperatie
wegens een oesophagustumor, voorwaar geen kleinigheid weten wij nu. (U
kent het kwaliteitscriterium van tenminste 20 operaties per jaar!) Deze
man van 70 jaar haalde het niet en overleed al de volgende dag. En een
kindje met een anusatresie, bij wie Deelen de darm op 4 cm vanaf de huid
aantrof en die hij aan de huid hechtte, dat kindje bezweek daags
daarna. Dat was nog te moeilijk in 1893, net als in 1778… Deelen moet er
wellicht mismoedig van zijn geworden, maar hij hield vol! In 1893
overleden ook nog 2 van de 4 patiënten postoperatief en nog 1 met een
leverabces. Maar in 1894 boekte hij succes met een grote buikoperatie
met darmresectie, die wel 3 uur duurde, maar goed afliep! En in 1896
verliep één operatie aan een ovariumcyste succesvol, en een tweede niet.
Deelen zette in dat jaar ook zelf een nieuwe troicart in elkaar, en in
juli 1897 bezocht hij Prof. Witzel in Bonn (D) om met nieuwe kennis én
nieuwe instrumenten terug te komen in Tilburg! In 1898 deed hij een
galblaasoperatie en telde na afloop liefst 368 kleine galsteentjes! Ook
succesvol was hij met de verwijdering van een groot lipoom, een
ovariectomie en behandeling van een phlegmone. Heel bijzonder was zijn
klinische les op de afdelingsvergadering in 1901. Hij had twee blinde
darmpreparaten meegenomen met een intact lumen. Kijk, zei Deelen,
deze appendices mankeren niets, ze waren niet ontstoken! Zou mijn
indicatie wel correct zijn geweest, vroeg hij zichzelf af? De indicatie voor een appendicitis acuta is onmogelijk scherp te stellen, zo hield hij zijn collega’s voor. In 1901! Goudeerlijk, zo’n chirurg! Kom er maar eens om….!
Op deze bekende foto uit 1900 - hij hangt recent, levensgroot, in de hal op de 1e
verdieping van het Tweestedenziekenhuis in Tilburg - staat Deelen
midden-achter met blote handen te opereren; met dokter Van der Heyden en
dokter Eygenraam als narcotiseur, en de zusters Absentia en Ignorantia…
Deelen was een geniale man. Hij introduceerde niet alleen een flink operatieprogramma in het Gasthuis. Hij was ook één van de mede-oprichters van de Ned. Vereniging voor Röntgenologie in 1901. Hij schafte zelf een Röntgentoestel aan in 1905 in zijn instituut aan de Fabriekstraat, omdat de Regenten van het gasthuis het nergens voor nodig vonden…. Deelen is ook nog voorzitter geweest van de Landelijke Maatschappij der Geneeskunst in 1910, en haalde het Jaarcongres naar Tilburg. Deelen opereerde nauwelijks meer sinds Passtoors er was, na 1908. Zijn hele leven wilde hij ook persé huisarts blijven voor zijn patiënten!
Het tijdperk na Deelen, met Beukers, Moeijs en De GroodIn
1908 kwam Jan Passtoors uit Eindhoven naar Tilburg als eerste
fulltime-chirurg. Hij wees de collega’s in 1909 op het nut van
plaatselijke verdoving mbv lidocaïne; dat was toen nog iets nieuws!
Hij
overleed al met 45 jaar in 1921. Hij werd opgevolgd door Beukers uit
Den Haag, en ook dat was een speciale man. Hij introduceerde het
opereren in 2 tempi hier bij darmoperaties, en opereerde de prostaat met
het platina-mes volgens Bottini (cf. het Gamma-knife!). Na de oorlog
kwam Moeijs in Tilburg als chirurg als opvolger van Beukers in 1951. Hij
werd in 1958 benoemd tot hoogleraar aan de nieuwe universiteitskliniek
in Nijmegen.
Maar intussen was er nog een talent gesignaleerd in
Tilburg. Sjel de Grood, geboren in 1915 in Nijmegen maar vanaf zijn 3
jaar opgegroeid in Tilburg, werd in 1940 assistent-chirurgie in het
Elisabeth. Maar hij wilde méér. Het is o.a. te danken aan de
vooruitziende blik van een man als geneesheer-directeur Stolte én aan de
ambitie van Sjel de Grood zelf, dat hij zich na de oorlog in Amsterdam
en in Amerika ging specialiseren in de neurochirurgie. Hij werd benoemd
als eerste neurochirurg in 1951 en associeerde zich in 1958 met Karel
Lie; het was een koppel dat elkaar goed aanvulde en aanvoelde. Ieder had
zijn eigen specialiteit: De Grood de aneurysma’s en grote
hersentumoren, en Lie de kinderneurochirurgie, met name de
hydrocephalus. Zij gingen opereren in de drie zuidelijke provincies, ook
in Limburg en in Zeeland, op een unieke werkwijze: de neuroloog stelde
samen met de neurochirurg de indicatie, de neurochirurg opereerde in het
perifere ziekenhuis, en de neuroloog deed de nazorg. En dat werkte!
Zelfs tot in Curaçao toe, waar Sjel de Grood nog lang jaarlijks naar toe
ging! En dat is de kracht gebleken van de neurochirurgische maatschap
van het St.Elisabethziekenhuis: samenwerken met de perifere ziekenhuizen
maakte de maatschap sterk, oersterk! En tot de grootste in Nederland en
wereldberoemd in Brabant…!
Maar nog even terugkomen op Michel de
Grood. Sjel de Grood was een bijzonder man. Niet alleen door zijn
handigheid en snelheid als neurochirurg [hij kon wel een beetje gnuiven
met zijn P.R.’s van 3 sacculaire aneurysma’s clippen op één dag of 12
hernia’s op één dag, maar echt opscheppen deed hij nooit; daar was hij
de man niet naar!]. Zijn productie zoals we dat tegenwoordig mogen
noemen, was één. Maar daarnaast of bovenal was hij een zeer innemende
man, een soort vaderfiguur die zijn patiënten, ook de gewone Tilburger,
enorm kon geruststellen. En natuurlijk, niemand kan het allemaal alleen.
Ook hij kon het alleen samen met toegewijde OK-verpleegkundigen
en moedige anaesthesisten bij ijsgekoelde operaties. Maar Sjel de Grood
was wél een heel bijzondere man, waar wij in Midden-Brabant veel aan te
danken hebben. Dat moge hier gezegd zijn!
Ik dank u voor uw aandacht!
Jan A.M. van Eijck, arts Mij & Gezondheid, en archivaris van KNMG district 22
Tilburg, Philharmonie, 17 oktober 2014
Afbeeldingen:
·Steensnijden 16 eeuw (2 x)
·Jacques de Beaulieu, steensnijder in Parijs en Zutphen (1699)
·Arnoldus Fey (1633-1679), een fenomeen uit Oirschot
·Oirschot, “de Hoogeschool der Genezing” (17e eeuw)
·Borstamputaties in de 17e eeuw (2x)
·Operatie van “den Hazenmond” (18e eeuw)
·Het dagboek van Jan Bolsius (1750-1818) chirurgijn te ’s-Hertogenbosch
·Ziekenhuizen van binnen (18e Breda) en van buiten (19e eeuw Den Bosch)
·Morton en zijn eerste narcose in 1846
·Semmelweis en zijn wasteiltje in Das Algemeines Krankenhaus in Wenen (1849)
·Verslag van een succesvolle keizersnede in Dongen in het NTvG van januari 1887
·Cornelis Maassen, de laatste plattelandheelmeester in Midden-Brabant (1910)
·Portret en cartoon van Dr. Karel Deelen, de eerste halfspecialist-chirurg in Tilburg
·Operatie door dr. Deelen en collega’s in het Gasthuis te Tilburg (1900)
·M. de Grood, de eerste neurochirurg in Zuid-Nederland (1951)