Je zou het misschien niet verwachten in een museum dat zich toelegt op de eerstelijnszorg, maar toch beschikt De Dorpsdokter ook over een verzameling materialen die gebruikt werden voor narcose. Het onder narcose (oftewel algehele anesthesie) brengen is tegenwoordig voorbehouden aan daartoe bevoegde medisch specialisten, maar echt nog niet zo lang geleden dienden ook niet-specialisten narcose toe. De eerste lachgas- en ethernarcoses werden uitgevoerd door rondreizende tandartsen, en tot een heel eind in de 20e eeuw zorgden ook huisartsen en verpleegkundigen ervoor dat patiënten – hopelijk – niets van een ingreep merkten. Daarbij maakten zij gebruik van speciaal ontworpen maskers, waarvan dat van Schimmelbusch en Esmarch de bekendste zijn. Ze ontlopen elkaar niet veel qua vorm en functie. Het hieronder getoonde exemplaar dateert van 1900 en laat het bijbehorende reisetui en het kenmerkende druppelflesje met een bolle en een platte kant zien.

Met name het Schimmelbusch-masker geniet faam. Het ontleent zijn naam aan – het laat zich raden – ene Curt Theodor Schimmelbusch, die leefde van 1860 tot 1895. Oud is deze Duitse arts dus niet geworden, maar nog als chirurgisch assistent kwam hij in ongeveer 1889 op het idee om een metalen frame te maken dat neus en mond bedekte. Daaroverheen kwam een lap katoen of een gaas waarop bijvoorbeeld ether of chloroform gedruppeld kon worden wat de patiënt inademde om vervolgens in slaap te vallen. Door deze werkwijze kon de ernstige irritatie worden voorkomen die deze stoffen kunnen veroorzaken bij direct contact met de huid. Op YouTube is een historisch filmpje te vinden waarop te zien is hoe dit in z’n werk ging: https://www.youtube.com/watch?v=iiSV8XpRhnA&feature=youtu.be.
Helemaal zonder risico was het niet om patiënten op deze wijze onder narcose te brengen en de grens tussen voldoende diepe slaap en overlijden was maar smal. In 1979 schreef Prof. D. Keuskamp nog “het was een kunst op zichzelf om met deze stoffen een veilige narkose te geven die diep genoeg was om de operatie te verrichten, maar toch zo min mogelijke schade aan de patiënt moest toebrengen.” Met name chloroform had wat dat betreft een slechte naam, dus zo onschuldig als men in sommige detectivefilms wil doen geloven was het echt niet.

Degene die de verdoving verzorgde (of het nu een arts, assistent of zuster was) moest goed letten op onder andere de huidskleur en -vochtigheid, de stand van de ogen en de grootte van de pupillen; dat was zoals bovenstaande afbeelding van stadia van narcose laat zien, geen sinecure maar letterlijk een zaak van levensbelang! Gelukkig gaat het er tegenwoordig met de moderne kortwerkende geneesmiddelen en geavanceerde bewakingsapparatuur een stuk veiliger aan toe en is het aantal complicaties als gevolg van verdoving heel sterk teruggebracht!
Bronnen:
- Buwalda M. et al. 2013. Canon van de anesthesiologie. 50 Vensters van de anesthesiologie. Haarlem: dchb medische communicatie
- Keuskamp, DHG. 1979. Anesthesiologie, postoperatieve zorg, reanimatie, beademing. Handboek voor verplegenden en klinische assistenten. Zwanenburg: Passlaender Editions / Eikelenboom BV
- Schüttler, J. 2003. 50 Jahre Deutsche Gesellschaft für Anästhesiologie und Intensivmedizin. Tradition und Innovation. Berlin / Heidelberg: Springer-Verlag