Vóór 1800 was geneeskunde het werk van de medicinale doctor en de barbier-chirurgijn. In de 19e eeuw verscheen de stads- of plattelandsheelmeester.
De professionalisering begon met de organisatie van de geneeskundige zorg door Thorbecke in 1865. De dorpsdokter stond er vaak alleen voor, zonder penicilline,
nauwelijks narcose en geen uitgebreid laboratorium. Bernadette Verschuren en Jan van Eijck laten zien waar de dorpsdokter zoal mee werkte.