Dodenlantaarn

In de 18e en 19e eeuw was het in veel dorpen een goed gebruik om een grote lantaarn zonder licht  buiten aan de deur van een overledene te hangen. Dat gebeurde in heel Nederland, maar toch vooral in grote delen van West-Brabant en langs de IJssel. Niet in Hilvarenbeek en omgeving.

Een lantaarn zonder licht

“Dit zinbeeld vind ik aardig: het schetst, dunkt mij, niet ongepast, dat de lamp des levens van een sterfling is uitgeblust”, schrijft Ds. Hanewinkel (1799)

Mooi gevonden. Dat wel.

Toch is het niet logisch. Een lantaarn waarvan de zijwanden vol kleine lichtopeningen zitten, zijn echte lichtdragers geweest. Hun oorsprong moet  gezocht worden in veel oudere dodenlantaarns op de kerkhoven,  die  in de 11e tot de 16e eeuw hun bloeitijd hadden. De lantaarn met licht zal betekend hebben dat de ziel, ofschoon van het lichaam gescheiden, nog voortleefde.

Een verklaring voor het gedoofde licht is een boete van 1 gulden en 10 cent die in Eindhoven gegeven werd voor een brandende lantaarn aan een sterfhuis. Dit vanwege het brandgevaar. Dat besluit werd genomen in september 1737, en toen was 1 gulden en 10 cent een hele rijkdom.  Sedert die tijd hing men een lantaarn zonder licht aan het sterfhuis.

Rond 1880 – 1885 kwam aan het gebruik van een dodenlantaarn een einde.

Bruikleen Cees Prinsen

De dodenlantaarn in het museum is afkomstig uit Arendonk (België). Het is een kinderdodenlantaarn, de enige bekende. Het Noord-Brabants museum heeft er twee voor volwassenen: zwart geschilderd met witte doodskoppen en veel groffer uitgevoerd. Die zijn afkomstig uit Besoyen.

Bronnen:

  • Ds. Stephanus Hanewinkel. Reize door de Majorij van ’s Hertogenbosch in den jaare 1799
  • F.N. Smits 1887. Beknopte Geschiedenis van Eindhoven
  • Dr.W. Knippenberg 1959. Brabants Heem
  • Cees Prinsen, Hilvarenbeek

Scroll naar boven